Naast talrijke inheemse boomsoorten zijn er ook veel verschillende struiksoorten in onze streek. Deze onderscheiden zich van de bomen door hun geringere hoogte en door de ontbrekende, kale stam.
Tot de bekendste struiksoorten behoren de eenstijlige en de tweestijlige meidoorn, de rode en de zwarte vlier, de wilde lijsterbes en de hazelaar. Minder vaak zie je soorten als de hulst, het sporkehout, de hortensia of de hondsroos.
De inheemse struiksoorten kom je het vaakst tegen in de vorm van heggen. In het agrarische gebied vormen ze een belangrijk bestanddeel van het landschap in onze streek. In het buitengebied bestaan deze heggen vaak uit meidoorn, binnen de bebouwde kom vaak uit beukenplanten. Beide heggenvormen dienen in de eerste plaats ter afbakening van landbouwpercelen en tuinen.
Doordat het bij deze hegvormen meestal om geschoren heggen gaat, die jaarlijks worden geknipt, kunnen ze verhoudingsgewijs weinig bijdragen aan de biodiversiteit. In tegenstelling hiertoe staan wildgroeiende gemengde heggen, die, afgezien van hun afbakenings- en landschapsfunctie, ook de soortenrijkdom ten goede komen.